verhaal bij een kunstwerk: Vogelen van Yvonne Zomerdijk
Kunstuitleen Alkmaar zocht dit schilderij bij de schrijfopdracht voor de maand juni 2014
Ik maakte er het volgende verhaal bij:
Vogelen
Al lang voordat zij zichtbaar werden had ik ze gehoord. Een zacht gemurmel kwam uit één van de kleine straatjes die uitkomen op het grote plein. Ik had over ze gehoord en ze nog nooit gezien. Dat ging nu gebeuren.
Op het grote plein midden in het dorp was het op deze warme zondagse zomermiddag gezellig druk. Mensen zaten op de kleine terrassen en ouders met kinderen flaneerden in de koelte van de schaduwen dicht bij de huizen. Op een bankje onder de grote plataan zaten de ouderen te keuvelen met elkaar of een beetje te knikkebollen. Uit een openstaande balkondeur klonken de zachte klanken van de muziek van een viool. De kunstschilder was uit zijn atelier gekomen en installeerde zich met zijn ezel en verfkoffer naast de ingang van het dorpscafé. Was het toeval dat hij er nu zat, of wist hij wat er komen ging?
Het gemurmel werd steeds luider en nu kon ik ook de stap horen waarmee de mannen dichterbij kwamen.
Toen de stoet met gekleurde hoge hoeden om de hoek van het plein kwam viel iedereen stil. Een soort van domino effect ging door de groep: de voorste rijen begonnen met botsen tegen elkaar en dat effect ging langzaam door. Ze herstelden zich snel, stonden weer recht, keken rond en vervolgden hun onverstaanbare geluiden in een zachte cadans waarbij ze elkaar af en toe aan keken.
De oranje vogels op hun hoge hoeden, schouders en armen bleven heel stil zitten en bewogen zo nu en dan alleen hun kop om met kleine kraaloogjes rond te kijken. Het leek of zij het geluid van de mannen verstonden. Het was een kleurig geheel dat zich langzaam voortbewoog over het plein en het werd aandachtig gevolgd door alle aanwezigen op het plein.
Ik keek naar de mannen en naar de reacties van alle omstanders. De schilder begon met het maken van een aantal schetsen in een blok op zijn schoot. Hij werkte snel en met vaste hand. Alsof de mannen dit voelden, hielden zij een moment stil voor het café terras. Hierdoor werden de vogels onrustig en al snel gingen de wandelaars voort.
Een klein meisje maakte zich los van haar vader en liep op de mannen af. Zij keek naar hen en zij keken naar haar. Hun gekleurde hoge hoeden kantelden hierdoor een beetje, maar vielen niet van hun hoofden af.
"Pappa, weet jij wat ze zeggen ?"vroeg het meisjes met heldere stem.
"Ik kan ze niet verstaan", antwoordde de vader.
"Ik wel", zei het meisje, "ze vogelen".
Inmiddels hadden de vogelmannen hun ronde over het plein voltooid. Hun stap werd weer iets luider en het gemurmel zwol aan. Bij de afslag naar het kleine straatje keken zij nog eenmaal om en verdwenen toen in dezelfde richting waar ze vandaan waren gekomen.
Vanaf het erf van de laatste boerderij van het dorp bleef ik staan om hen een tijdje volgen en zodoende te zien waar ze heen zouden gaan. Hun weg ging verder, het dorp uit, rechtsaf de kustweg op en via de duinen naar het strand.
Het meisje had gelijk: vogelen, dat is wat ze deden.