De was
'Wat de was vermag' een artikel uit de NRC weekend van 1 juni 2013, prikkelde mijn verhalenknobbel en ik moet ermee aan de gang.
'de romantiek van het wassen staat in de belangstelling', is de ondertitel en daar weet ik wel meer over.
wassen is een handeling van alle tijden en is in de loop der jaren enigszins veranderd door modernere apparatuur.
Het komt echter allemaal op hetzelfde neer: het moet schoon worden.
Vroeger
Gefascineerd was ik vroeger al door de was bij mijn oma's. Mijn ene oma haalde hiervoor water uit een put, die zich vlak achter het huis bevond: een emmertje aan een metalen ketting liet zij los boven de put en haalde zij even later weer gevuld naar boven. Ik mocht nooit dicht bij het deksel van deze put komen. Het wasgoed werd gekookt in een grote ketel en ging daarna door de losse wringer die het overtollige water er uit moest drukken. Dan gingen sommige kledingstukken op een lange lijn met houten dubbele houten stokjes ( nog zonder het metalen veermechanisme) die het op de plaats moesten houden. Vervolgens werd er een lange paal met bovenaan een ingezaagde V-vorm schuin onder de lijn gezet om spanning aan te brengen en de lijn wat hoger te laten komen.
Er werden ook stukken wasgoed op het grasveld gelegd om in de zon te drogen en mijn oma's noemde het stukje groen achter het huis dan ook steevast
het bleekveld. Door de was in de zon neer te leggen werd het beter gebleekt en dus witter. Het heeft even geduurd voor ik dit als stads meisje begreep.
Het sop voor de was werd gemaakt met een stuk harde zeep wat bij mij de merknaam Sunlight oproept. Dit stuk zeep werd in een soort metalen knijper geklemd en met stevige hand door het warme water geklopt. De geur van deze zeep in de wasketel met daarin de kledingstukken of lakens kan ik zo nog oproepen. Het paste bij de maandagochtend rituelen van vroeger, want maandag was wasdag.
De onderdelen die na het wassen en drogen gestreken diende te worden kregen nog een soort van stijfselbehandeling. Dit zorgde voor strakke en stijve lakens op mijn logeerbed, waarover dan nog een dikke doorgestikte deken werd gelegd.
In de winter werden de lakens en kledingstukken op de zolder gedroogd waar lange waslijnen hingen en de wat kleinere stukken gingen op een houten droogrek dat in de kamer bij en rond de kachel werd geplaatst.
Dit droogrek kon uitstekend dienst doen als geraamte voor een tent, maar dus nooit op maandag, want dan waren het rek en vooral de knijpers nodig.
Als het in de zomer echt mooi weer was mocht ik mijn poppenwasje wel eens doen. Een teil met lauw water, waar de zeep bijna niet in oploste, buiten op het gras en alle kleine poppenkleertjes die er tegen konden gingen er in.
Opa spande een lijntje op goede hoogte en dan werd alles keurig opgehangen. Omdat alles er kletsnat op werd gelegd, duurde het wel een poosje voor het droog geworden was. Het had mij weer een poosje bezig gehouden en het was in mijn ogen zeer nuttig werk.
Ons gezin telde 6 personen: mijn beide ouders en 4 dochters. hier was elke week dus genoeg materiaal om de was te doen. Op maandagochtend stond mijn moeder al om 6 uur op en begon de wasdag. Er werd een grote ronde metalen plaat op de grond gelegd in de keuken en daarop een soort van 4 potige ijzeren spin met middenin een brander. Dit alles werd aangesloten op de gaskraan waar ook het fornuis werkzaam op was. Hierop werd dan weer een ketel geplaatst en deze werd gevuld met water en zo opgewarmd dat de kookwas werd gedaan. Witte onderbroeken in diverse maten werden zo blinkend schoon. Buiten in de tuin stond een soort van wringer en na een zware behandeling hier, kon de was aan de lijn.
Wapperend wit in de wind.
Kleding van andere kleur en materiaal volgde en zo hing voor de lunch de hele tuin vol. Op die dagen werden er bij ons in de tuin geen tenten gebouwd van oude dekens en gordijnen.
Als de was te droog was geworden, kwam er een bakje met water aan te pas om de stukken een beetje nat te druppelen en dat werd dan invochten genoemd en was de voorbereiding voor het strijken. De ingevochten onderdelen werden in elkaar gerold en later op de strijkplank uit elkaar genomen en netjes gestreken. Zo was mijn moeder zeker de hele dag bezig.
Na verloop van tijd kwam er een snelwassertje. een soort cilinder op pootjes en daarin een langzaam heen en weer schuddende driehoek in het midden. Hiervoor was een stopcontact nodig en dat bracht het machientje elke week in het midden van de keuken. Toen hieronder ook nog een verwarming werd geplaatst was de kokende ketel met de brandende vierpoot op de grond niet meer nodig.
Boven op de 'wasmachine'werd een wringer geplaatst en zo werd het slepen met de was weer iets minder.
Ik weet nog dat bij ons in de keuken later ook een aparte centrifuge stond naast de ronde wasmachine. Deze verschilden in hoogte en de centrifuge deed soms dienst als krukje, maar dan een minder comfortabel exemplaar, en de wasmachine was dan een soort tafeltje. Als je straf kreeg tijdens het eten omdat je je bord niet leeg at of omdat je aldoor zat te giechelen, moest je maar naar de keuken gaan om daar alleen te zitten en je bord in stilte leeg te eten. Ik kan nog steeds de sluiting op de deksel van de centrifuge in mijn billen voelen. Ik heb daar dus menige keer gezeten en zo hadden deze machines nog een hele andere bestemming dan daar waarvoor ze gemaakt waren.
Halverwege de zestiger jaren begon mijn moeder een schoonheidssalon aan huis.Hierdoor kwam er meer wasgoed bij in de vorm van mooie witte handdoeken en gastendoekjes. De wasmachine thuis werd niet meer gebruikt en we gingen naar de wasserette. Doordat mijn moeder het nu drukker had, werden wij ingeschakeld met allerlei klussen in het huishouden. Hier hoorde ook de was verzorging bij.
Met grote geruite tassen vertrokken we naar het winkelcentrum in de buurt en stopte daar onze kleren en andere te wassen spullen, in een grote trommel, waspoeder erbij en met een muntje erin kon de was gaan draaien. Soms wachtten we daar en namen plaats op een bankje en kwamen de tijd door met het lezen van de daar aanwezige tijdschriften en het dromerig kijken naar de draaiende was achter de glazen deurtjes van de machines. Als onze trommel klaar was konden we alles in een mand van de wasserette doen en brachten we deze, samen met de grote geruite tas, naar de droogtrommels. Deze hadden een veel groter inhoud dan de wasmachines en als ze klaar waren was de was droog en voelde lekker warm aan. Op grote tafels konden we dan gaan vouwen, wel staand, en de stapeltjes gesorteerde was verdwenen weer in de geruite tassen en konden thuis zo de kasten weer in. Het leukst vond ik het doen van de laken was. Als deze schoon was en een beetje gedroogd gingen we naar de mangelmachine. De juffrouw van de wasserette zette deze aan en twee grote brede rollen begon te draaien en werden ook warm. Dan stopten we samen de lakens tussen de rollen en hielden deze aan beide kanten goed en strak vast, zodat het heel glad gestreken werd. Dan aan de andere kant gauw opvangen en netjes vouwen. De warmte die ik dan in mijn handen voelde en de lucht die ik daarbij rook kan ik bij deze herinnering zo weer beleven.
Na verloop van tijd kwam er thuis toch weer een wasmachine en dan wel een dubbel deksel met een losse centrifuge ingebouwd. In de schuur werd onder de werkbank plaats vrijgemaakt voor een droger, met een deur aan de voorkant en een slurfje uit de deur van de schuur. In de winter rookte het dan best in de tuin.
De handdoeken uit de salon moesten wollig, zacht en dik zijn en geen harde planken. De handdoeken van ons allemaal gingen natuurlijk gewoon mee en dat was een luxe volgens vriendinnetjes van mij.
Natuurlijk ging er ook nog was aan de lijn of later aan de droogmolen. Als mijn vader al onze onderbroekjes zo zag hangen, zei hij dat het meer op toffee papiertjes leken in plaats van onderbroeken. Of hij daarmee de kleurigheid van deze verzameling bedoelde of de afmetingen, dat heb ik hem nooit gevraagd.
In deze tijd was het de gewoonte dat mijn moeder na het eten 's avonds de strijkplank in de kamer zette en dan stapeltjes begon te maken. Iedere dochter kreeg haar eigen te strijken kleren op een stapel en de rest van het wasgoed dat een warme bout nodig had werd verdeeld. Zo leerden wij hoe we onze spullen zelf konden strijken en de rest was gelijk klaar. Als dan de televisie aan stond vond ik het niet erg om dat te doen. De beelden leidde mij af van het klusje en dan leek het of ik zo klaar was.
Op mijn eigen eerste droogmolen in de achtertuin van ons eerste eigen huis, hingen de luiers van onze oudste. Witte, vierkante, katoenen lappen die ik zo vroeg mogelijk in de ochtend buiten wilde hebben. Ik viste ze eerst uit de luieremmer, waar ze niet langer dan 2 dagen in hadden gezeten. Uitspoelen en in de trommel op 95 graden, zo werden ze goed schoon.
Ophangen tussen de 4 armen van de droogmolen en verschillende patronen bedenken. Van achter naar voren alles aan de linkerkant, aan de rechterkant of aansluiten per lijn.
Kleine hemdjes en rompertjes gingen er dan als laatste aan en de spuugdoekjes en slabben ook.
We woonden in een jonge buurt en in meerdere tuinen stond s'morgens al vroeg de droogmolen vol met wasgoed. Ik was best trots op mijn witte was, die bijna zeer deed aan je ogen in het zonlicht. De bonte was had dan wel allerlei kleuren, maar die bleven waar ze waren en liepen niet door elkaar zoals ik soms wel eens zag. Sokken bij sokken, shirtjes bij shirtjes, broeken bij broeken. Er was orde, ook aan de waslijn.
Als de luiers droog waren gingen ze op de strijkplank, want een goede hete strijkbout doodt nog eens zoveel bacteriën. Ik moet zeggen dat ik het ook mooier vond om ze te strijken en ik vouwde er dan gelijk vliegermodellen van die op een stapel de commode in gingen en direct klaar waren voor gebruik. Twee van onze kinderen droegen deze luiers tot ze zindelijk waren en voor de derde gebruikte ik ze wel thuis, maar niet voor de oppas en als we onderweg gingen.
Ook onze kinderen hebben een poppenwas gedaan in de tuin en deze kletsnat opgehangen aan een tijdelijk gespannen touw door de tuin. Het was het meest geliefde spel tijdens de zomervakantie en vriendinnen vonden het helemaal te gek om mee te doen.
De lakens van de bedden hingen natuurlijk ook buiten en bij een goede wind zwiepte de molen in het rond. Een feest om naar te kijken en ook opletten of de knijpers het wel hielden.
Nog steeds vind ik het zo heerlijk om in een schoon bed te gaan liggen waarvan de lakens buiten zijn gedroogd. Dit wil ik wel iedere dag, ware het niet dat het veel werk is. De lakens drogen wel vanzelf, maar ik wil ze strak in de kast én op bed hebben en daarvoor hebben ze echt een strijkbeurt nodig. Zo ook de slopen, de overhemden, de theedoeken, de tafellakens en zelfs de T-shirts.
Toch is strijken niet mijn hobby; het ruimt alleen zo lekker op en dat geeft een tevreden gevoel.
Onderweg met de auto, en niet zelf hoevende te rijden, kijk ik om mij heen en zie van alles. Bij de boerderijen in de Beemster hangen de blauwe overalls aan een lijn tussen 2 grote bomen. De wind blaast de was bol en dik en zo lijkt het of de boer en zijn knecht daar hangen, zonder hoofd, handen en voeten. Rode zakdoeken verderop aan de lijn maken het plaatje compleet.
Op de schepen die door het Noord-Hollands kanaal varen en hier vlakbij de Friese brug passeren hangt de was aan een lijn te wapperen op het dek en dat geeft aan dat het leven gewoon doorgaat, ook onderweg naar de volgende losplaats.
Bij een Bed & Breakfast in de polder op weg naar Amsterdam zie ik de verschillende dekbedhoezen en lakens in de wind wapperen en ook zij zullen binnenkort een nieuwe gast in een schoon bed ontvangen.
Op de campings door het hele land en ook buiten de grenzen hangen kleine wasjes naast de caravan of op een wasrekje naast de tent.
In Italië zag ik ingenieuze waslijntjes op grote hoogte in kleine straatjes. Een soort draaisysteem zorgt ervoor dat er veel was opgehangen kan worden, zonder dat de wasvrouw van haar plaats komt bij het open raam, of zelfs maar iets teveel vooruit buigt. De was doen is van alle tijden,culturen en volken.
Nu is het tijd om mijn schone, witte, zachte, wollige handdoeken te vouwen en op te ruimen in het open kastje in de badkamer: klaar voor gebruik.